Aandelenbeurzen staan op stevige winsten dit jaar. Bij veel particulieren kriebelt het weer, maar waar moet je op letten als je extra vermogen voor later wilt opbouwen?
De Amsterdamse AEX-index staat op dit moment voor dit jaar op een plus van zo’n 15 procent. Dat is wat lager dan het piekniveau van 17,5 procent, maar toch nog heel behoorlijk.
Europese aandelen worden aangejaagd door de extreem lage rentes die grote geldstromen richting aandelen stuwen. Dat heeft uiteraard alles te maken met het goedkoop-geldbeleid van de Europese Centrale Bank. Maar met het voorzichtige economische herstel in de rug, begint het bij particuliere beleggers voor het eerst sinds lange tijd weer te kriebelen.
Beleggen voor de langere termijn
Wie niet op de korte termijn gokt, maar met beleggingen een potje voor aanvullend pensioen of een ander doel in de toekomst wil opbouwen, moet gedisciplineerd te werk gaan. Heb je bijvoorbeeld op je vijfenzestigste twee ton nodig voor aanvullend pensioen, dan vergt dat een speciale beleggingsstrategie.
Kort gezegd: hoe dichter je bij de einddatum zit waarop het geld beschikbaar moet zijn, des te minder verlies je wilt lopen. Dat betekent: geleidelijk minder beleggen in aandelen.
Stel, je koopt een wereldwijd aandelenfonds en daarnaast beleg je een deel van je geld in veilige obligaties of een deposito met een vaste rente. De aandelen leveren dan waarschijnlijk op lange termijn meer op, maar bewegen op korte termijn heftiger.
Naarmate de datum waarop het vermogen direct beschikbaar moet zijn dichterbij komt, wordt het behoud van wat je hebt opgebouwd belangrijker. Om het risico op vermogensverliezen door een plotselinge beursdip te verkleinen, moet het percentage aandelen in de portefeuille daarom geleidelijk afnemen.
Vuistregels beleggingsportefeuilles
Een makkelijke vuistregel om het gewenste aandelenpercentage vast te stellen is: negentig min je eigen leeftijd. Ben je dertig, dan mogen aandelen 60 procent van je beleggingspot uitmaken. Op je veertigste kom je uit op vijftig procent aandelen, vijftig procent obligaties. Ben je 65 dan mag nog maar 25 procent van de beleggingsportefeuille uit aandelen bestaan.
Maar ook hier zijn verschillende smaken mogelijk. Columnist Rick Ferri van zakenblad Forbes werkte dit uit in drie varianten.
Naast de vuistregel ‘90-min-je-leeftijd-in-aandelen’ heb je bijvoorbeeld de variant die begint met een vast, hoog percentage aandelen in de portefeuille als je twintiger en dertiger bent, bijvoorbeeld 75 procent. Vanaf je 40ste bouw je het belang in aandelen vervolgens in grotere stappen af. Bij de einddatum – als iemand bijvoorbeeld 67 is – maken aandelen nog maximaal een derde uit van de beleggingsportefeuille.
Beleggingsdiscipline: zelf doen of automatische piloot
Belangrijke vraag bij een dergelijke lange-termijnaanpak is hoe je de regie houdt. Daarbij kun je uiteraard op je eigen discipline vertrouwen. Dan moet je elk jaar of elke twee jaar nagaan wat de verhouding is tussen de waarde van de aandelenportefeuille en de vastrentende beleggingen.
Begin je net met pensioenbeleggen dan kun je dit bijsturen door periodiek meer of minder in aandelen dan wel obligaties te stoppen. Naarmate het opgebouwde vermogen groter wordt, moet je wellicht ook tussentijds een deel van de aandelenportefeuille verkopen om de gewenste verhouding tussen aandelen en obligaties te krijgen.
Voordeel van zelf je beleggingsportefeuille bijsturen is dat het makkelijk is om bijvoorbeeld een selectie te maken van relatief goedkope beleggingsfondsen die een wereldwijde aandelenindex volgen of een mandje van obligaties. Zie ook dit artikel: beleggen in de wereldindex, wat is goedkoop?
Het alternatief is dat je dit 'automatisch' laat doen met behulp van zogenoemde life-cyclefondsen die banken en andere vermogensbeheerders aanbieden. Daarvoor betaal je meestal wel hogere jaarlijkse kosten en is er vaak geen flexibiliteit om eventueel zelf je beleggingsstrategie aan te passen.
Voor sommige beleggers kan bijvoorbeeld het huidige beursklimaat met extreem lage rentes reden zijn om tijdelijk niet volgens het boekje in aandelen en obligaties te beleggen, maar juist wat minder geld te stoppen in vastrentende beleggingen.
Beleggen en de fiscus
Tot slot spelen fiscale aspecten mee. Als je vermogen opbouwt in box 3 voor sparen en beleggen, betaal je boven de vrijstelling van ongeveer 21 duizend euro jaarlijks 1,2 procent vermogensbelasting. Maar je kunt wel op elk moment vrij over het opgebouwde kapitaal beschikken.
Alternatief is beleggen via een fiscale constructie, waarbij de inleg en het opgebouwde vermogen zijn vrijgesteld van de heffing in box 3. Bij een aantoonbaar pensioentekort mag je bovendien ingelegde premies als aftrekpost opvoeren voor de inkomstenbelasting. Zie hier voor meer uitleg van de Belastingdienst.
Keerzijde is dat je het eindkapitaal in een lijfrenteuitkering moet steken, waarbij je over de periodieke uitkeringen inkomstenbelasting betaalt.
Lees ook
Extra sparen voor pensioen? Banksparen versus verzekeringsproduct
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl